Politiecontrole

Kan de politie zomaar overgaan tot identiteitscontrole en het doorzoeken van een voertuig ?

Abdel Belkhouribchia profielfoto

door Mr. Abdel Belkhouribchia

Dit bericht delen:

Wanneer de politie je staande houdt bij een interventie kan het zijn dat men overgaat tot identiteitscontrole. Bij een verkeerscontrole komt het ook voor dat een doorzoeking van het voertuig gestart wordt.

Welke regels bestaan hierover? Een samenvatting van de wet op het politieambt (WPA politie) verduidelijkt één en ander. Klik hier voor de volledige wet.

  1. Identiteitscontrole – Moet ik mijn identiteitskaart afgeven?

In tegenstelling tot andere landen geldt in België wel een algemene identificatieplicht voor iedereen die ouder is dan 15 jaar. Vanaf de leeftijd van 12 jaar wordt een identiteitskaart uitgereikt door de stad of de gemeente. Iedereen is dus verplicht zijn identiteit te kunnen bewijzen.

Systematische identiteitscontrole door politie is echter slechts mogelijk in de door de wet bepaalde gevallen. De politiediensten behouden daarbij wel een noodzakelijke beoordelingsvrijheid.

In de wet op het politieambt worden een aantal objectieve criteria omschreven, die echter geen gebrek aan veiligheid tot gevolg mogen hebben.

Elke maatregel van die aard dient gesteund te zijn op het evenwicht tussen het vrijwaren van de vrijheid en het instellen van regels die haar beperken teneinde de veiligheid van het geheel van personen te waarborgen. (Ch. NUYTS, Trefwoord “Identiteitscontrole” in “Postal Memorialis Lexicon Strafrecht, Strafvordering en bijzondere wetten”, Kluwer Editorial).

De politie heeft dus niet het recht willekeurige identiteitscontrole uit te voeren.

De identiteitscontrole moet steunen op concrete omstandigheden.

Artikel 34, §1 van de wet van 5 augustus 1992 bepaalt:

“De politieambtenaren controleren de identiteit van ieder persoon wiens vrijheid wordt benomen of die een misdrijf heeft gepleegd. Zij kunnen eveneens de identiteit controleren van ieder persoon indien zij, op grond van zijn gedragingen, materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat hij wordt opgespoord, dat hij heeft gepoogd of zich voorbereidt om een misdrijf te plegen of dat hij de openbare orde zou kunnen verstoren of heeft verstoord”.

De politieambtenaar die de identiteitscontrole uitvoert moet dus redelijke gronden hebben om een identiteitscontrole uit te voeren en moet die reden kunnen toelichten aan zijn hiërarchische oversten. (BOURDOUX G.L. DE RAEDT, E., DUCHATELET, A. SEURYNCK, J., De wet op het politie-ambt – Handboek voor leidinggevende politieambtenaren, V.Z.W. Politeia, Brussel, 1993, p. 151).

  1. Welke regels zijn er bij het doorzoeken van een vervoermiddel?

Ook een doorzoeking van een voertuig mag niet zomaar gebeuren bij een controle door de politie.

Het doorzoeken van voertuigen is verbonden aan strikte voorwaarden die in artikel 29 van de wet op het politieambt (WPA) expliciet zijn opgesomd.

Een voertuig zal enkel dan mogen worden gecontroleerd wanneer er tenminste één aanwijzing bestaat dat het voertuig zou worden gebruikt om één van de drie redenen die in lid 1 van het artikel 29 opgesomd zijn (ARNOU. L. “De zoeking en de in beslagname: de bestaande en de nieuwe regeling” in C. FIJNAUT en F. HUTSEBAUT (eindredactie). De nieuwe politiewetgeving in België, Kluwer Rechtswetenschappen 1993, p. 210).

In deze gevallen spreekt men van een redelijke grond tot zoeking.

Artikel 29, lid 1 en 2 van de wet van 5 augustus 1992 bepaalt:

 “De politieambtenaren kunnen overgaan tot het doorzoeken van een voertuig of enig ander vervoermiddel zowel in het verkeer als geparkeerd, op de openbare weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen indien zij, op grond van de gedragingen van de bestuurder of de passagiers, van materiële aanwijzingen of van omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat het voertuig of vervoermiddel werd gebruikt, wordt gebruikt of zou kunnen worden gebruikt:

 1° om een misdrijf te plegen;

 2° om opgespoorde personen of personen die aan een identiteitscontrole willen ontsnappen een schuilplaats te geven of te vervoeren;

3° om een voor de openbare orde gevaarlijk voorwerp, overtuigingsstukken of bewijsmateriaal in verband met een misdrijf op te slaan of te vervoeren.”

De verbalisanten dienen dus op grond van hetzij de gedragingen van de bestuurder of de passagiers, hetzij op grond van materiële aanwijzingen, hetzij op grond van omstandigheden van tijd of plaats, redelijke gronden te hebben om aan te nemen dat het voertuig moet worden doorzocht.  Deze gronden moeten uiteraard ook blijken uit het dossier zodat een controle door een advocaat achteraf mogelijk is.

Nog meer info of praktische hulp nodig?